Planetoïden - de kleine planeten
Planetoïden zijn kleine, rotsachtige hemellichamen die zijn overgebleven na de vorming van de planeten, zo'n 4,5 miljard jaar geleden. Zij worden vaak 'kleine planeten' genoemd.
Vermoed wordt dat er miljarden van die zwevende rotsblokken zijn. De meeste bevinden zich in een hoofdgordel in de vorm van een donut tussen de banen van Mars en Jupiter. Aan de binnenkant van deze hoofdgordel doen de planetoïden er ongeveer drie jaar over om rond de Zon te draaien. De planetoïden aan de buitenkant doen er twee keer zo lang over.
Een planetoïde wordt ook wel asteroïde genoemd, dat 'stervormig' betekent. Die naam danken ze aan het feit dat ze door de meeste telescopen alleen als lichtpuntjes te zien zijn. In het begin van de 20ste eeuw werden zij door sterrenkundigen het 'gespuis aan de hemel' genoemd. Omdat er zo veel van te zien waren, maakten zij het onmogelijk om goede foto's te maken van verre sterrenstelsels en nevels.
De grootste planetoïde, Ceres, is als eerste ontdekt. De ontdekking werd gedaan door Giuseppi Piazzi uit Palermo, Sicilië, op 1 januari 1801.
Een tweede kleine planeet, Pallas, werd in 1802 ontdekt door Wilhelm Olbers. Daarna volgden Juno (1804) en Vesta (1807). Sinds 1847 is er elk jaar wel minstens één nieuwe planetoïde ontdekt.
Laatst aangepast 30 april 2010