|
|
Oefening 3: Verandering opsporen 
Om de stedelijke ontwikkeling kwantitatief te evalueren, kijken we naar de verschillen tussen de landbedekkingskaart van 1992 en die van 2009. Om een landbedekkingskaart voor 1992 te maken volg je de stappen van oefening 2 voor de opname van 1992 (1992_cordoba). Je moet wel nieuwe trainingsvelden maken, omdat er tussen 1992 en 2009 veranderingen kunnen zijn geweest en je de trainingsvelden van 2009 dus niet voor 1992 kunt gebruiken. Open 1992_cordoba_B1 tot en met 1992_cordoba_B7 en stel een beeld in valse kleuren samen met band 4 (rood), band 5 (groen) en band 3 (blauw), op dezelfde manier als in de vorige oefening. Ga naar Supervised classification en definieer drie klassen (Stad, Vegetatie, Kale grond) aan de hand van de typische kleuren van deze klassen landbedekking uit de vorige oefeningen. Selecteer nieuwe trainingsvelden voor elke klasse landbedekking.
Definieer voor elke klasse landbedekking diverse velden. Bestudeer de resultaten van 2009 voordat je de oefenvelden bepaalt. Bekijk hoe gebieden met vegetatie zijn weergegeven (kleuren), hoe kale grond er in het algemeen uitziet en hoe je stedelijke gebieden kunt herkennen. Daarna kun je verder met een classificatie volgens maximale waarschijnlijkheid.
1. Vergelijk de verdeling (in percentages) van de drie klassen.
Hoe sterk is het stedelijk gebied in die 17 jaar gegroeid?
Waar heeft de meeste groei plaatsgevonden?
2. Is dat in sprongen gebeurd of meer geleidelijk langs de rand van de stad?
Bovenstaande methode is vooral afhankelijk van de kwaliteit van de trainingsvelden en de gebruikte automatische classificatie. Wellicht herken je veel fouten en loopt de klasse 'Stad' te ver door in omringend gebied dat ten onrechte als Kale grond is geclassificeerd.
Last update: 24 oktober 2013
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1