Achtergrond
Met het verloop van de seizoenen krimpen gletsjers en groeien ze weer aan. In de zomer gaat er ijs verloren door afkalven en smelten, en in de winter stapelt de vaste neerslag zich op de sneeuw- en ijsmassa die in de zomer niet is gesmolten. Als er in een jaar meer sneeuw en ijs bijkomen in het accumulatiegebied dan er smelten in het ablatiegebied, is de massabalans positief en groeit de gletsjer. Als de ablatie sterker is dan de accumulatie, is de massabalans negatief en krimpt de gletsjer. Veranderingen in de massabalans worden uitgedrukt als veranderingen in lengte, volume en oppervlak van de gletsjer. Het volume van een gletsjer die zich heeft gevormd naar het huidige klimaat (die in balans is) verandert niet significant in de loop der jaren.
De variaties in de excentriciteit, helling en precessie van de aarde worden samen de Milanković-cyclus genoemd. Als de Milanković-cyclus zich in een fase bevindt die gunstig is voor een koelere aarde, groeit het ijsoppervlak wereldwijd sterk aan, waardoor de afkoeling wordt versterkt. Dit is het zogenaamde albedo-effect. Wanneer zonne-energie op een helder oppervlak zoals sneeuw of ijs valt, wordt tot 90% van die energie teruggekaatst de atmosfeer in. Daarentegen nemen donkerder landstreken een veel groter percentage zonne-energie op, waardoor ze opwarmen. Als de zonne-energie dus vooral wordt weerkaatst door ijs en sneeuw, zal de aarde als gevolg van de sterke albedo koeler zijn dan bij minder sneeuw en ijs, zodat het klimaat na verloop van tijd kouder wordt. Dit wereldwijde albedo-effect op de klimaatverandering wordt vooral veroorzaakt door de ijskappen van Groenland en Antarctica, en door zeeijs. De albedo van kleinere gletsjers is alleen van invloed op de plaatselijke omstandigheden. De koudste periode van de laatste ijstijd (het zogenaamde Laatste Glaciale Maximum) was ongeveer 18.000 jaar geleden. De ijskappen en gletsjers in het noorden van Europa en Noord-Amerika groeiden zo sterk aan dat het zeepeil ongeveer 120 meter daalde.
In onze tijd is de ablatie van gletsjers op de meeste plekken op aarde groter dan de accumulatie. Dat komt overwegend door de toenemende temperaturen in de atmosfeer. Die toenemende temperaturen zijn grotendeels weer het gevolg van het toegenomen broeikaseffect, dat wordt veroorzaakt door de uitstoot van gassen in de industrielanden. De meeste gletsjers op aarde krimpen dan ook.
Als je de opnamen van de Steingletsjer uit 1994 en 2004 met elkaar vergelijkt, zie je het gevolg van de disbalans tussen accumulatie en ablatie, namelijk het terugtrekken van de gletjser. (Zie GoogleEarth-bestand - locatie 3.12). Zoek op internet informatie over krimpende gletsjers op. Noteer het gebied en het continent waar ze liggen en vergelijk je bevindingen met die van je klasgenoten. Indrukwekkende foto's van krimpende gletsjers vind je op http://www.swisseduc.ch/glaciers/big_melt/index-en.html, en http://www.gletscherarchiv.de/en/fotovergleiche
Kijk in het GoogleEarth-bestand in het menu rechts of je tekenen kunt vinden die erop wijzen dat de gletsjer zich heeft teruggetrokken. Denk aan een meer onderaan de gletsjer of een tong die nu een veel kleiner gebied bestrijkt (te herkennen aan het verloop van de morenen). Last update: 31 mei 2013
|