Oefeningen - Page 2 Pagina12
8. Teken een coördinatensysteem zoals dat hieronder op een stuk papier. Geef alle getallen die je in de bovenstaande tabel hebt genoteerd met kruisjes aan. Gebruik verschillende kleuren voor elk type oppervlak (gletsjer, water, land) en verbind de kruisjes van elk type oppervlak met elkaar. Nu heb je je eigen spectrale handtekeningen gemaakt! Beschrijf de verschillen tussen de drie typen oppervlak. Vergelijk je curven met die van anderen in je klas. Je kunt nu zien dat het in principe mogelijk is om uit de spectrale curve van een individueel punt op een afbeelding af te lezen wat het oppervlaktetype op dat punt is. Dit is het principe van multispectrale remote sensing.
9. Kun je door gebruik te maken van de bovenstaande methode ijs en sneeuw onderscheiden met behulp van de reflectiewaarden?
10. Sluit al je afbeeldingen en maak een animatie van alle zes kanalen die je hebt. Selecteer onder Extra > Animatie alle zes bestanden met één kanaal en speel de animatie af. Deze doorloopt alle kanalen zodat je de veranderende reflectie voor een bepaald punt kunt volgen. Pas de Animatiesnelheid aan zoals gewenst. Let op: kies de beeldbestanden met één kanaal, niet het bestand met meerdere kanalen! Je kunt ook de animatie stilzetten met de pauzeknop en stap voor stap de afbeeldingen doorlopen. 11. Sluit al je afbeeldingen en maak kleursamenstellingen. Open het bestand met meerdere kanalen, kies RGB kleurencombinaties voor verschillende combinaties van beeldkanalen. Toon kanaal 1 in B(lauw), kanaal 2 in G(roen) en kanaal 3 in R(ood). Dit doe je als volgt: klik op R en selecteer kanaal 3 in de lijst, klik op G en selecteer kanaal 2, klik op B en selecteer kanaal 1. Om de afbeeldingen te verbeteren kies je Verbeteren > Gelijkstellen histogram of Verbeteren > Interactief uitrekken.
Hoe ziet de afbeelding eruit? Vergelijk het resultaat met een zogenaamde samenstelling in valse kleuren. Die krijg je als je het beeldbestand met meerdere kanalen opnieuw laadt en bijvoorbeeld kanaal 3 in blauw, kanaal 4 in groen en kanaal 5 in rood toont. Wat zijn de verschillen?
12. Beschrijf op basis van je bevindingen waar je gletsjers, sneeuw, stukken land en de zee op je satellietbeeld vindt.
Conclusies Sneeuw en ijs tonen een hoge reflectie in het zichtbare licht, gemiddelde tot hoge reflectie in nabij-infrarood en zeer lage reflectie in kortegolf-infrarood. De variatie van reflectie van zichtbaar tot nabij- en kortegolf-infrarood is vaak heel kenmerkend voor een bepaald type oppervlak. Deze variatie kan daarom worden gebruikt om automatisch de oppervlaktetypen van een multispectrale afbeelding in kaart te brengen. Dit is het principe en het doel van multispectrale remote sensing. In je voorbeeld werkt dit goed voor de oppervlaktetypen ijs, sneeuw, water en land. Het kan echter gebeuren dat verschillende typen oppervlak vergelijkbare spectrale variaties hebben (= spectrale handtekeningen) zodat ze nauwelijks multispectraal in kaart kunnen worden gebracht.
Pagina12
Last update: 10 juni 2013
|