Klimaat en weer van Europa
De breedtegraden waar de polaire en tropische luchtmassa's elkaar ontmoeten variëren afhankelijk van de seizoenen. In de winter bevinden ze zich verder naar het zuiden (koude lucht bereikt de zuidelijke gebieden) en in de zomer liggen ze verder naar het noorden (warme lucht komt in de noordelijke gebieden aan). Sterke atmosferische stromen, de zogenaamde Westelijke Winden, waaien op die breedtegraden in de hele hemisfeer van west naar oost naar boven, aangedreven door de polaire straalstroom. De westelijke winden waaien niet altijd op precies dezelfde breedtegraad, maar ze oscilleren in oostelijke richting, zodat ze golven van noord naar zuid maken. Deze golven genereren hogedruksystemen op hun toppen en lagedruksystemen in hun dalen, zodat ze respectievelijk warme lucht naar het noorden brengen en koude lucht naar het zuiden. Dit zorgt voor veranderingen in luchttemperatuur die we op aarde kunnen voelen en meten. De meteorologische kenmerken die daar op aarde mee overeenkomen zijn warmte- en koudefronten. Deze meteorologische fronten worden meestal gekenmerkt door specifieke soorten wolken en meteorologische fenomenen. Warmtefronten worden geassocieerd met gelaagde wolken op verschillende hoogten en hardnekkige regen en wind, terwijl koudefronten worden geassocieerd met zich verticaal ontwikkelende cumulusvormige wolken die gepaard gaan met zware stormen en windstoten.
Er kunnen ook extreme weersomstandigheden voorkomen met zware stormen en veel regen. Hierdoor kunnen flinke overstromingen ontstaan. Dit gebeurt de laatste jaren steeds vaker.
Last update: 30 mei 2013
|