Activeer de laag Steden en hutten en kies het symbool voor MapTips. Kies voor het veld Name en klik op OK.

Dezelfde procedure kan op de Pieken worden toegepast. Selecteer hoogte in de Map Tip Field Selection in plaats van de naam.

Als je de hoogste berg hebt gevonden, kies dan het symbool voor identificeren en klik op het pieksymbool van de hoogste berg. Er opent een pop-upmenu ‘Identify Results’ dat informatie toont die in de database is opgeslagen.

Zoals je ziet werkt deze procedure, maar hij is niet eenvoudig te gebruiken. Er zijn betere manieren om nuttige informatie te selecteren.

De Query Builder geeft resultaten voor databasevragen die verband met elkaar houden. Het is mogelijk om te vragen naar alle bergen in het Natuurgebied Annapurna die hoger zijn dan 7000 m.

Activeer de pieklaag en kies het icoon van de Query Builder.

Selecteer Height >=, type 7000 en klik op Execute. Nu worden alle bergen met een hoogte van 7000 m of hoger getoond. De resultaten worden op de kaart uitgelicht wanneer Highlight geactiveerd is. Probeer maar!

Activeer Show all attributes en lees de namen af.

Klik op Statistics>Height, selecteer Max en Highlight, Pan en Zoom in op het resultaat. Doe dit ook voor Min.

Probeer andere nuttige vragen en verklaar je vraag en het nut ervan

Let op: de hoogteligging van steden en hitten is geen integraal onderdeel van deze database maar wordt besproken in de oefening Profiel Annapurnacircuit.

Een ander nuttig instrument dat in GIS is geïntegreerd is de functie Find Features. Deze werkt net als de index in je schoolatlas. Wanneer je zoekt waar een geografisch kenmerk zich bevindt, kijk je in de index. Daar vind je de naam en de positie, bijvoorbeeld het paginanummer en de rasterverwijzing of de lengte- en breedtegraad.

Wanneer je in een GIS naar een bepaalde plek zoekt type je de naam of een ander kenmerk in, zoals de hoogte of andere informatie die in de database staat, en highlight je het kenmerk.