Gebouwen werden met de grond gelijkgemaakt en stroom- en telefoonlijnen afgesneden toen Izmit, in het noordwesten van Turkije, op 17 augustus 1999 werd getroffen door een krachtige aardbeving. In de hele regio werd de beving gevoeld en vluchtten inwoners de straat op. Volgens het Nationale Centrum voor Informatie over Aardbevingen had de aardbeving een kracht van 7,8, bijna even sterk als de 7,9 van de aardbeving in San Francisco van 1906, waarbij zevenhonderd slachtoffers vielen.
Het epicentrum van de aardbeving lag tussen de steden Izmit en Bursa, ongeveer honderd kilometer ten oosten van Istanbul, waar brand uitbrak in een olieraffinaderij. Niet alleen uit Golcuk maar ook uit Derince en Darica, twee steden ten westen van Izmit, kwamen meldingen van grote aantallen slachtoffers. De grote stad Adapazari, ten noordoosten van het Sapanca-meer, werd ook ernstig beschadigd.
Een paar uur na de ramp was het dodental sterk opgelopen, terwijl de omvang van de schade bekend werd en de verbinding met afgesneden dorpen en steden werd hersteld. Op 18 augustus waren reddingsteams in de weer met puin ruimen en probeerde de brandweer een felle brand onder controle te krijgen in de olieraffinaderij van Izmit, de grootste in Turkije. Vanuit vliegtuigen werden chemische brandvertragers op het vuur gegooid, dat de hele installatie in as dreigde te leggen. Als de brand niet direct was bestreden, zou de kans op een explosie heel groot zijn geweest.
Vier dagen na de aardbeving was het aantal doden opgelopen tot boven de tienduizend. Er waren 45.000 mensen gewonden en duizenden anderen waren nog altijd vermist.
Twee jaar na de ramp waren experts nog steeds bezig met het analyseren van wat er was gebeurd en het opnemen van de schade. De belangrijkste vraag die zij zich stelden was: kunnen we een dermate hoog dodental bij toekomstige aardbevingen voorkomen? Maar op die en andere vragen is nog geen antwoord gevonden. Een van de belangrijkste factoren die moeten worden onderzocht is het materiaal waarvan de meest beschadigde of volledig verwoeste huizen waren gemaakt.
Satelietten die op het moment van de ramp over het gebied vlogen, leveren nuttige informatie over de situatie. De beelden die zij hebben verzameld vullen de gegevens op de grond aan. Met de satellietbeelden kunnen we een actuele kaart van de bodembedekking maken en, als ze direct na de ramp worden verkregen, nagaan of en waar er brand is uitgebroken. We kunnen ook de omvang van de schade vaststellen door beelden met een zeer hoge resolutie van direct voor en na de ramp naast elkaar te leggen.
Verder kunnen we met een interferometrische radartechniek satellietbeelden van een gebied van ruim honderd bij honderd kilometer tot op enkele millimeters nauwkeurig analyseren op (door de aardbeving veroorzaakte) grondbewegingen. Aangenomen mag worden dat bij een grotere grondbeweging de schade aan gebouwen ook groter is.