Oefening 2 - Opstellen van een rampenplan!
Beeld met interferentielijnen Zoals gezegd kunnen we met interferometrische radartechniek de door een aardbeving getroffen gebieden duidelijk in kaart brengen. Radarinterferometrie houdt in dat het verschil wordt berekend tussen twee verzamelingen radarsignalen die van hetzelfde gebied en vanuit hetzelfde punt in de ruimte voor en na de aardbeving zijn verkregen (in het microgolfbereik).
Het interferentiepatroon dat resulteert uit een dergelijke berekening is een lijnpatroon (interferogram) dat het verschil tussen de fasen van de radarsignalen van beide beelden laat zien. Het faseverschil wordt verklaard door de bodembeweging die heeft plaatsgevonden tussen de momenten waarop de gegevens zijn verzameld. In het geval van de ERS-satelliet komt één lijn ('fringe') overeen met een verplaatsing van 28 millimeter. Praktisch gezien betekent dit dat als je in een beeld een bepaalde afstand meet, het aantal lijnen telt en dat vermenigvuldigt met 28 millimeter, je een duidelijke indruk krijgt van de bodembeweging van de aarde. Compacte lijngebieden wijzen op een meer consistente beweging van het aardoppervlak tijdens een beving, terwijl minder consistente bewegingen te herkennen zijn aan meer uitgespreide lijnen. De verwoestende kracht is groter in het eerste geval.
Om vast te stellen welk gebied het meest is getroffen neem je een lijnenbeeld dat is berekend op basis van twee gegevensverzamelingen die respectievelijk vóór en na de aardbeving zijn verkregen. Leg dat beeld op een kaart of een geïnterpreteerd satellietbeeld (satellietbeeldkaart). Het eindresultaat kan heel goed van pas komen bij het organiseren van het rampbeheerteam, omdat nu een goede planning en gerichte uitvoering van het reddings- en herstelwerk mogelijk is.
Dan kijken we nu naar een echt geval: de aardbeving in Turkije. Zoek in het lijnenbeeld het punt op waar de aardbeving het hevigst was. Op sommige punten zie je compacte lijnpatronen die niet op te lossen zijn. Het is duidelijk dat de aardbeving daar krachtiger was, met grotere gevolgen. Op andere punten ontbreken de lijnen. Dat komt door een beperking van de techniek: die werkt niet boven bosgebied.
Vergelijk het lijnenbeeld met de beschikbare kaarten en satellietbeelden. Stel op basis van de dichtheid van de nederzettingen en de kracht van de bodembeweging (dichtheid van het lijnenpatroon) een noodplan op (voor instanties op het hoogste niveau) en vermeld de prioriteit (eerste, tweede, derde, enz.) voor alle door de reddingsteams uit te voeren activiteiten.
Beelden Landsat-beeld: Panchromatisch multitemporeel Landsat 7-beeld 15 meter. Het beeld is verkregen door de opname van 10 augustus (vóór de aardbeving) te leggen over die van 17 augustus. Het grote blauwe gebied links is de rookwolk. Rechts onder, langs de kustlijn, zijn de veranderingen aangegeven door nog twee blauwe gebieden, waarschijnlijk wegens bradiseisme (bodemschommelingen).
Derince-Oost en -West, Turkije: Kaarten van wegen en straten waarop de schade van de aardbeving is weergegeven.
Lijnenbeeld: Beeld met radarinterferometrische lijnpatronen. Elke kleurencyclus komt overeen met 28 millimeter bodemverplaatsing in de richting van de satelliet (23 graden verticaal). Stel dat de tektonische verplaatsing van oost naar west verloopt en dat de satelliet in zuidelijke richting vliegt, bereken dan de horizontale component van de verplaatsing. Technische informatie over de satellietbeelden Satelliet en Sensor: Landsat 7 ETM (Enhanced Thematic Mapper) gemaakt op 10 augustus 1999 in het grondstation van Neustrelitz (Duitsland), Spoor: 179 Rij: 32
Satelliet en Sensor: Landsat 7 ETM (Enhanced Thematic Mapper) gemaakt op 17 augustus 1999, Spoor: 180 Rij: 32 Gemaakt door: Neustrelitz (Duitsland)
Satelliet en Sensor: ERS-1 en 2 gemaakt op 12 en 13 augustus 1999, Omloopbanen: ERS-1: 42229 / ERS-2: 22556 Spoor: 157 Beeld: 815 Gemaakt door: Fucino (Italië) |