| | Vorming van draaikolken met een warme kern (W) en koude kern (C) in de Golfstroom | | Oefening 3: Draaikolken
Bij het naderen van de kust nemen oceaanstromingen in diepte af. Door het grotere contact met de zeebodem ontstaat wrijving en vertraagt de stroomsnelheid. Als gevolg van de vertraging is de kans groot dat de stroming van koers verandert door de onregelmatige vorm van de zeebodem (bathymetrie) en kustlijn. Dit alles zorgt voor grote meanders in de stromingen.
Bovendien zijn snelle stromingen zoals de Golfstroom heel turbulent, met grote verschillen in stroomsterkte binnen de stroming zelf, naast uitgestrekte grensgebieden waar watermassa's samenkomen en uiteengaan. Waar de dichtheid van het water horizontaal gezien grote verschillen vertoont en de stroming met sterke bochten verloopt, zullen meanders zich uiteindelijk afsplitsen van de hoofdstroom en zeer krachtige draaikolken vormen. Draaikolken zijn voor veel oceaanprocessen van groot belang. Ze zorgen voor enorme niveauschommelingen in het water eromheen, het transport en de herverdeling van zoutgehalte en warmte tussen verschillende watermassa's en de uitwisseling van warmte en water met de atmosfeer. Ze kunnen meer dan 1500 meter diep worden en veroorzaken met hun verschillen in oppervlakteniveau opwaartse (koude kern) of neerwaartse (warme kern) stromingen.
Ze spelen dan ook een belangrijke rol in het mengen van verschillende lagen oceaanwater, waarbij nutriënten vanuit de diepte naar het oppervlak worden gevoerd en bijdragen tot het leven in de bovenlaag van de oceaan.
Draaikolken kunnen worden waargenomen met IR-sensoren van satellieten en zijn duidelijk zichtbaar op SST-beelden. De beelden voor de volgende oefening zijn producten op niveau 2 voor de temperatuur van het zeeoppervlak, verkregen met het MODIS-instrument (Moderate Resolution Imaging Spectroradiometer) van de satelliet Aqua (EOS PM).
Oefening met LEOWorks Open de met MODIS gemaakte SST-opname met hoge resolutie. Merk op hoe de Golfstroom voorbij Kaap Hatteras van de kust afwijkt en begint te meanderen. Sommige kolken beginnen zich los te maken van de hoofdstroom.
1. Hoeveel draaikolken kun je terugvinden op de opname?
2. Zoek met het Pixel Info View-venster de geografische coördinaten van een toekomstige draaikolk met warme kern. Zoek nu de plaats op waar een kolk met koude kern zou kunnen ontstaan. Beschrijf in het kort hoe deze warme en koude kolken worden gevormd (denk aan de tegenstroom tussen de warme Golfstroom en de koude Labradorstroom). Draaien ze rechtsom of linksom?
Het Pixel Info View-venster toont ook de temperatuurwaarden van de pixels in het beeld.
3. Plaats de cursor boven de meanderende Golfstroom en lees de temperatuurwaarde af in graden Celsius. Beweeg de cursor door het beeld en zie hoe de temperatuur verandert. Met Profile Plot kun je de toename en afname van de temperatuur tussen de kern en de rand van de draaikolken visualiseren. Je kunt ook het profiel van de Golfstroom tot het koudste punt in het beeld tekenen. Wat is het verschil in temperatuur? (Vergeet niet op de figuur in te zoomen om de temperatuurverschillen te kunnen zien).
4. Meet nu met Tools/Measure de diameter van de draaikolken. Hoe worden draaikolken genoemd die ongeveer zo groot zijn?
5. Is het zeeniveau van een kolk met warme kern hoger of lager dan dat van het water eromheen? Wat is de oorzaak van dit verschil? Waarom is dit belangrijk voor de oceaanvisserij?
|