Maanonderzoek
De Maan is te klein om lucht vast te houden. Er staat geen wind, zodat de zonkant heter is dan kokend water, terwijl de nachtkant kouder is dan waar ook op Aarde (min 180 graden Celsius).
Veel van wat we weten over de Maan is te danken aan de onbemande orbiters en landers uit de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. Sommige wetenschappers dachten dat een ruimtevaartuig bij een landing op de Maan zou wegzakken in de stoflaag op het oppervlak. De Amerikaanse en Russische landers hebben duidelijk gemaakt dat dat niet zo was. Die onbemande vluchten hebben de weg vrijgemaakt voor een bezoek van de mens aan de Maan.
Tussen 1969 en 1972 hebben twaalf mensen aan de voorkant van de Maan gewandeld. Zij hebben wetenschappelijke experimenten achtergelaten op het oppervlak. Ze kwamen ook terug met bijna 400 kilo aan rotsen en maangrond. Tijdens de latere missies hebben de astronauten zelfs rondgereden op de Maan in een door een accu aangedreven maanwagentje.
De afgelopen jaren hebben veel landen besloten om naar de maan terug te keren. Ruimtevaartuigen in een baan om de maan hebben het hele oppervlak heel gedetailleerd onderzocht. Een belangrijke ontdekking was de aanwezigheid van waterijs onderin kraters bij de polen van de maan. Dat ijs wordt beschermd tegen zonnestralen en ligt er misschien al miljoenen jaren. Het kan door toekomstige ontdekkers worden gebruikt om zuurstof en drinkwater te maken.
Het eerste maanvaartuig van Europa was SMART-1. Dit ruimtevaartuig draaide tussen november 2004 en september 2006 rond de maan. SMART-1 heeft gedetailleerde afbeeldingen van het oppervlak gemaakt en bestudeerde waar de rotsen uit bestaan. De missie eindigde toen SMART-1 volgens plan op het maanoppervlak neerstortte.
Laatst aangepast 19 januari 2011