Aërosolen
In de lucht zweven allemaal heel kleine, zwevende stofdeeltjes en druppeltjes. Die noemen we 'aërosolen'. Veel daarvan komen uit de natuur. Voorbeelden zijn zand afkomstig van zandstormen, zoutdeeltjes uit de oceaan, ijskristallen en het as dat in de lucht terechtkomt bij branden en vulkaanuitbarstingen.
De mens doet daar nog een 'schepje' bovenop. Energiecentrales en fabrieken die op 'vuile' brandstoffen werken, stoten roet en zwaveldioxide uit. En ook het weg- en luchtverkeer zorgt voor aërosolen.
De vloeibare en vaste deeltjes in de lucht zijn zo klein dat ze zich makkelijk over de hele wereld verspreiden. Ze kunnen astma veroorzaken, en dragen bij aan zure regen, waardoor vissen en bomen sterven. Ze spelen ook een rol in de klimaatverandering doordat ze het zonlicht opnemen en verstrooien.
Aan de hand van satellietgegevens kunnen wetenschappers de verspreiding van aërosolen en de gevolgen voor onze planeet bestuderen.
ESA’s Envisat heeft vier instrumenten aan boord die de concentraties stofdeeltjes en wolkdruppeltjes meten vanaf de grond tot een hoogte van 100 km.
Ze vertellen ons waar de lucht boven grote industriesteden grotere hoeveelheden aërosolen en verontreinigende stoffen bevat en waar bosbranden zijn. En in de bovenste laag van de atmosfeer zien ze de sporen die vliegtuigen er met hun uitlaatgassen trekken.
Laatst aangepast 21 december 2004