De dood van een ster
De meeste sterren doen er miljoenen jaren over om te sterven. Wanneer een ster als de Zon al haar waterstof heeft opgebrand, zet ze eerst op tot een rode reus. Die kan wel miljoenen kilometers groot worden - groter dan de planeten Mercurius en Venus samen.
Nadat de ster haar buitenste lagen de ruimte in heeft geblazen, stort ze in. Er ontstaat dan een heel dichte, witte dwerg. Een theelepeltje met materiaal van een witte dwerg zou wel 100 000 kilo wegen. De witte dwerg koelt in miljarden jaren af en wordt dan onzichtbaar.
Sterren die meer dan acht keer zo zwaar zijn als de Zon beƫindigen hun leven heel plotseling. Wanneer alle brandstof op is, zwellen ze aan tot rode superreuzen. Ze proberen dan nog in leven te blijven met verschillende brandstoffen, maar dat lukt maar een paar miljoen jaar. Daarna blazen ze zichzelf op in een reusachtige supernova-explosie.
Ongeveer een week lang schijnt de supernova helderder dan alle andere sterren in haar sterrenstelsel. Daarna dooft ze heel snel. Alles wat overblijft is een heel klein, dicht voorwerp - een neutronenster of een zwart gat - omgeven door een uitdijende wolk van zeer heet gas.
De bestanddelen van de superreus (zoals zuurstof, koolstof en ijzer) worden ver de ruimte in geslingerd. Uit dit sterrenstof worden uiteindelijk weer nieuwe sterren en planeten gemaakt.
Laatst aangepast 07 oktober 2010